De demping van storende geluiden vindt op de microfoon plaats. Luide omgevingsgeluiden worden gedempt. Gesproken woorden worden ongedempt door de andere groepsdeelnemers gehoord.
De omgevingsgeluidsfunctie vindt op de oorkappen plaats. Als de omgevingsgeluidsfunctie actief is, wordt de geluiddemping ongedaan gemaakt en kunnen omgevingsgeluiden bij benadering net zo goed als zonder gehoorbescherming (tot een volume van 82 dB) worden gehoord. De omgevingsgeluidsfunctie heeft dus in tegenstelling tot de demping van storende geluiden alleen een effect op de individuele gebruiker.